PARARTON
PART X [28-30]
[28-30]
Daarop
volgde de gebeurtenis met de Sundaërs te Bubat. Zjjne Majesteit de koning
(prabhu) begeerde eene prinses van Sunda. Patih Madu werd gezonden om de
Sundaërs uit te noodigen (er zich mede te vereenigen); zjj stemde toe, dat zij
huwen zouden. De koning (ratu) van Sunda, Mahârâja, kwam (zelf) naar Majapahit,
doch zonder prinses. De Sundaërs wilde nu in ieder geval awiramena, tingkah ing
jurungen. De patih van Majapahit wilde niet, dat de vorst haar huwde, omdat de
prinses makaturatura. De Sundaërs stonden dat niet toe. Gajah mada vertelde
toen, hoe zjj zich gedroegen. Bhra Prameçwara van Wengker nam het op zich:
"Wees niet ongerust, broeder koning, ik zal ze staan in den strjjd".
Gajah mada vertelde toen, hoe de Sundaës zich gedroegen. Daarop maakte men te
Majapahit het plan, de Sundaërs te omsingelen. Dezen wilden de prinses geven
maar de menak's stonden dat niet toe, en zeiden te Bubat te zullen sterven, ich
niet te zullen bukken, mocht het al tot bloedstorting komen. De gelofte van de
menak's verwekte grooten krijgslust, de Sunda'sche hoofden (?) verlangden den
strijd, Larang arung, Tuhan Sohan, Tuhan Gempong, Pañji Melong, de lieden van
Tobong barang, Rangga cahot, Tuhan Usus, Tuhan Sohan, Urang pangulu, Urang
saya, Rangga kaweni, Urang siring, Satrajali, Jagatsaya, alle Sundaërs hieven
tegelijk een krijgsgeschreuw aan; versterkt door het klinken der reyong's klonk
het krijgsgeschreeuw als een aardstorting. Koning Mahârâja sneuvelde het eerst,
hij stierf met Tuhan Usus. Bhra Prameçwara begaf zich naar Bubat, niet wetende,
dat ernog veel Sundaërs over waren en dat de voornaamste menak's in het gevecht
waren. De Sundaërs maakten een zuidwaartsche beweging, de Majapahiters verloren
het. De aanval werd echter weer afgeslagen en de troepen werden weer tot stand
gebracht door Arya Sentong, patih Gowi, patih Marga lewih, patih Teteg, en
Jaran bhaya. De mantri's araraman vochten te paard, (daarop) verloren de
Sundaërs het, zij deden (nog) een aanval naar het zuidwesten juist daar, waar
Gajah mada was, maar iedere Sudanees, die voor zijn wagen kwam, kwam om. Als
een zee van bloed (was't slagveld), er lag een berg van lijken, alle Sundaërs
werden zonder uitzondering afgemaakt, in Çaka 1279. De tocht naar Dompo viel
samen met de bestrijding der Sundaërs. Daarna gebruikte Gajah mada (weer)
palapa. Elf jaar was hij amangkubhumi. Na den dood van de prinses van Sunda
huwde de koning (prabhu) de dochter van Bhra Prameçwara, Pâduka Çori, en kreeg
bij haar een dochter, Bhre Lasem, de schoone; bij een selir (rabihaji) had hij een
zoon, Bhre Wîrabhûmi die door Bhre Daha tot zoon werd aangenomen. Bhre Pajang
kreeg drie kinderen: Bhra Hyang wiçesa, wiens ksatriya-naam Raden Gagak sali
was, en die als ratu Aji Wikrama heette, deze huwde met Bhre Lasem, de schoone,
en kreeg bij haar een zoon, Bhra Hyang Wekasing sukha; het tweede kind was een
meisje, Bhre Lasem, de dikke, die met Bhra Wîrabhûmi huwde; het derde eene
dochter, Bhre Kahuripan. Bhre Tumapel had een zoon, die als ksatriya Raden
Sotor heette, hino van Koripan was, daarna hino van Daha, en daarna hino yan
Majapahit werd; hij had een zoon, Raden Sumirat, die Bhre Kahuripan huwde, en
Bhre Pandan salas werd. Daarop had het groote çraddha-offer plaats in 1284. De
apatih Gajah mada overleed in 1290 (lees 1286). Gedurende drie jaren werd, er
niemand in zijn plaats als apatih aangesteld. Gajah enggon werd (erst) apatih
in Çaka 1293. Bhre Daha sterft en wordt bijgezet te Adilangu, dat als dharma de
Pûrwawiçesa-berg heet. Bhre Kahuripan sterft en wordt bijgezet te Panggih, dat
als dharma de Pântarapûrwa-berg heet. Daarop ontstond er een nieuwe berg, in
Çaka 1298. Daarop had in (de wuku) Mada(ng)siha een bergstorting plaats, in
Çaka 1307. Bhre Tumapel, nl. die te Çûnyâlaya stierf, stierf in Çaka 1308; hij
werd bijgezet in Japan, dat als dharma den naam Sarwajñapura kreeg. Bhra Hyang
wiçesa had tot kinderen: (1) Bhre Tumapel; (2) eene dochter Bhre prabhu istri
(de tweede koningin van Majapahit, die zelf regeerde), als koningin Dewî
Suhitâ; en (3) een zoon, zijn jongste kind, Bhre Tumapel Çrî Kertawijaya. Bhre
Pandan salas had tot kinderen: (1) Bhre Koripan, d. i. Bhra Hyang Parameçwara,
Aji Ratnapangkaja volgens zijn koningsnaam, die met de prabhu istri huwde, doch
geen kinderen had; (2) een dochter Bhre Lasem, die huwde met Bhre Tumapel, (3)
nog een dochter Bhre Daha, die huwde met Bhre Tumapel, die het jongste kind was
evenals zij. Bhre Wîrabbûmi had (1) een zoon Bhre Pakembangan, die op de jacht
stierf, (2) een dochter Bhre Mataram, die huwde met Bhra Hyang wiçesa, (3) een
dochter Bhre Lasem, die huwde met Bhre Tumapel, (4) een dochter Bhre Matahun.
Bhre Tumapel had (1) een zoon, die te Wengker stond, en met Bhre Matahun huwde;
(2) Bhre Paguhan; (3) bij een tweede vrouw een dochter Bhre Jagaraga, die huwde
met Bhra Parameçwara, maar kinderloos bleef; (4) Bhre Tañjungpura, die huwde
met Bhre Paguhan, doch evenzoo kinderloos bleef; (5) Bhre Pajang,' die evenzoo
de vrouw van Bhre Paguhan werd, maar evenzoo kinderloos bleef. Bhre Keling nam
Bhre Kembang jenar tot vrouw. Bhre Wengker's zoon was Bhre Kabalan. Bhre
Paguhan had bij een ksatriya-vrouw een dochter Bhre Singhapura, die huwde met
Bhre Pandan salas. Bhre Prameçwara van Pamotan stierf in Çaka 1310; hij werd
bijgezet te Mañar, dat als dharma den naam Wisnubhawanapura droeg. Bhra Matahun
i werd na zijn dood te Tigawangi bijgezet, dat als dharma Kusumapura heette.
Paduka Çori sterft. Bhreng Pajang wordt na haar overlijden bijgezet te Embul,
als dharma Girîndrapura geheeten. Bhre Paguhan sterft en wordt bijgezet te Lo
beñcal, als dgarma Parwatigapura geheeten. Bhra Hyang wekasing sukha sterft, in
Çaka 1311.
Tidak ada komentar:
Posting Komentar
Komentarlah dengan baik dan sopan. Pasti akan dibalas oleh pemilik. Mohon jangan mengandung unsur kasar dan sara, mari berbagi pengetahuan, silakan kritik karena kritik itu membangun dan membuat sesuatu menjadi lebih baik