PARARTON
PART IX [27-28]
Bhreng
Kahuripan, eene vrouw, werd koning (prabhu) in Çaka 1250. Zij had drie
kinderen, Bhatara prabhu, ook geheten Çri Hayam wuruk en Raden Tetep; bijnamen
van hem waren, als hij wayang speelde dalang Tritaraju, tegenover vrouwen Pager
antimun, bij de scherts-wayang Gagak katawang, als çiwaiet Mpu Janeçwara, als
koning bij zijn kroning Çri Rajasanagara, doch als koning ook Bhra sang hyang
Wekasing sukha; op dezen volgde een meisje, det met Raden Larang huwde, die
Bhreng Matahun heette, kinderen had deze niet; de jongste was Bhreng Pajang,
die huwde met Raden Sumana, alias Bhreng Paguhan, een neef van Bhreng
Kahuripan, de vrouw van Bhra Gundal, die te Sajabung werd bijgezet, dat als
dharma Bajrajinaparimitapura heette. Daarna had de geschiedenis te Sadeng plaats.
Tadah, de patih amangkubhumi, was ziek en konnu en dan niet op audientie gaan;
hij verzocht Hare Majesteit hem als mangkubhumi te ontslaan, wat niet werd
aangenomen. Hij keerde daarop naar huis terug, riep Gajah mada, en zij hadden
een gesprek in de pendapa. Hij beval Gajah mada patik te Majapahit te worden,
doch nog geen mangkubhumi: „ Ik zal u steunen bij alles wat u lastig wezen zal”
. Gajah mada zeide: „ Ik wil nu nog geen patih worden. Als ik van Sadeng terug
zal zijn, dan wil ik het wel; als het mij vergeven zal zijn, dat ik ongeluk heb
gehad, dan zal ik het kunnen doen” . „ Goed, mijn jongen, ik zal u steunen in
alles wat u moeite geeft of lastig wezen zal” . Toen, toen hij Arya Tadah's
belofte hoorde, herleefde Gajah mada's moed weer. Hij vertrok daarop [28] naar
Sadeng. Den mantri's araraman, en ook den apatih amangkubhumi, werd wijs
gemaakt, dat Kembar het eerst voor Sadeng had gelegen. De amangkubhumi werd
boos, hij zond er buiten-mantri's (op uit); er gingen vijf bekel's, ieder met
vijf man. Zij vonden Kembar in het woud dwars op een omgevallen boom zitten,
als zat hij te paard, en hij sloeg metzijn karwats naar hen, die in opdracht
hadden op hem te gaan zitten. De mantri's en de kaki gusti, de apatih
amangkubhumi, hadden de opracht gegeven op hem te gaan zitten, omdat hij het
eerst de lieden van Sadeng omsingeld had. Een der gezondenen, die hij in het
gezicht wilde slaan, ontkwam achter een boom. Kembar zeide: „ Ik onderwerp mij
niet, ik vecht liever dan dat ik mij aan uwen heer onderwerp” . Zij gingen
daarop heen, en berichtten, wat Kembar gezegd had. Gajah mada zweeg, omdat men
hem voor geweest was, en de lieden van Sadeng al omsingled waren. Tuhan Wuruju
was een dewa-putra van Pamelekahan; als deze met zijn zweep klapte, dan hoorde
men het overal, en schrikte men er te Majapahit van. Een korten tijd later kwam
Zijne Majesteit (zelf) Sadeng ten onder brengen. Drie jaren na de gebeurtenis
met Tanñca had die met Sadeng plaats, in 1256. Daroop had er een aardstorting,
die van de Bañupindah, plaats, in 1256. Van Sadeng gekomen, werd Kembar bekel
van de mantri's araramon, en Gajah mada angabehi; Jaran bhaya, Jalu, demang
Bucang, Gagak mingre, Jenar en Arya Rahu kregen allen deen betrekking; Lembu
peteng werd tumenggung. Gajah mada, de apatih amangkubhumi, wilde geen palapa
eten: „ Als (de) nusantra (de archipel?) onderworpen zullen zijn, als Guru,
Seran, Tañjung pura, Haru, Pahang, Dompo, Bali, Sunda, Palembang en Tumasik
onderworpen zullen zijn, dan (eerst) eet ik palapa” . De mantri's zaten (toen hij
dat zeide, er) allen (bij) op de paseban. Kembar gaf zijn ongeloof aan ('t
succes van) Gajah mada te kennen, hij werd uitgescholden, Bañak smaadde hem
ook, al mede zijn ongelooft betuigende en Jabung terewes en Lembu peteng
lachtten. Gajah mada verliet daarop de paseban, en vertelde het aan de bhatara
van Koripan; hij was verdrietig, dat hij door Arya Tadah dus gesmaad was.
Kembar had al veel misdaan; Warak werd uit den weg geruimd, en Kembar evenzoo.
Tidak ada komentar:
Posting Komentar
Komentarlah dengan baik dan sopan. Pasti akan dibalas oleh pemilik. Mohon jangan mengandung unsur kasar dan sara, mari berbagi pengetahuan, silakan kritik karena kritik itu membangun dan membuat sesuatu menjadi lebih baik