Jumat, 18 Mei 2012

PARARTON PART VIII [25-27] be

PARARTON
PART VIII [25-27]
...[25]
Hem volgde als koning Raden Kala gemet op, onder den naam Bhatara Jayanagara. Çri Çiwabuddha werd bijgezet te Tumapel, waar het vrije heiligdom den naam Purwapatapan kreeg. Tusschen de oprichting van dat vrije heiligdom en den opstand van Rangga lawe verliepen zeventien jaar. Rangga lawe verlangde tot patih aangesteld te worden, doch dit geschiedde niet, (en) daarom ging hij naar Tuban en stond hij op, vele gezellen verleidende. De Tubanners van de noord lieten zich medeslepen, en volgden Rangga lawe. De namen van hen, die hem volgden, zijn Pañji Marajaya, Jaran waha, Arya Siddhi, Lintang, Tosan, Galatik en Tati ; zij stonden met Rangga lawe op. Hij verliet Majapahit, omdat hij een hoogeren rang ambieerde. Mahapati wist hem in verdenking te brengen, en gebruikte daarvoor de uiting van Rangga lawe: „Praat er maar niet verder van, ook in het Parthayajña is er een plaats voor lafhartigen”. Men vernam te Majapahit, dat Rangga lawe opgestaan was; Mahapati bracht het aan. Aji Jayanagara hinderde het zeer. Die met Rangga lawe waren opgestaan, kwamen allen om, behalve Galatik, die op bevel van Mahapati weer afviel. De opstand van Rangga lawe had plaats in 1217 [lees 1231].Wiraraja vroeg verlof terug te gaan naar Lamajang tigang juru, immers Raden Wijaya had beloofd Jawa (met hem) te zullen deelen. Hij kreeg het gewest Lamajang, noord en zuid, en de drie juru’s. Geruimen tijd had Wiraraja er genot van. Nambi bleef als apathi (te Majapahit); Sora was demung en Tipar tumenggung. Toenmaals was tumenggung minder dan demung. Wiraraja kwam niet weer te Majapahit terug, niet van zins in de achtste (moeson-)maand op audientie te gaan (zooals dat anders de gewoonte was). Drie jaren na den opstand van Rangga lawe had de geschiedenis met Sora plaats. Mahapati klaagde Sora aan. Hij werd door Kebo anabrang uit den weg geruimd in 1222 [lees 1233]. (Ook) Nambi werd door Mahapati in verdenking gebracht, maar hij liet het niet blijken, dat hij het tegen hem had; toen hij een goede gelegenheid vond, vroeg (Nambi) verlof Wiraraja (zijn vader), die ziek was, te gaan bezoeken. Çri Jayanagara vond het goed, maar stond hem niet toe lang weg te blijven, doch Nambi kwam niet terug; hij bleef te Lembah, waar hij een kuta maakte, en een leger formeerde. Wiraraja sterft dan. Aji Jayanagara was (toen) twee jaar koning (prabhu). Bergstorting in de Lungge (?), in Çaka 1233. Daarop de gebeurtenis met den juru demung, twee jaar na die met Sora. De dood van den juru demung had plaats in Çaka 1235. Daarop (volgde) de gebeurtenis met Gajah biru, in Çaka 1236. Verfolgens die te Mandana. Aji Jayanagara ging zelf mede om de lieden van Mandana tenonder te brengen, in de tweede (moeson-)maand. Verfolgens trok hij naar het oosten, om Nambi onschadelijk te maken. Men vertelde aan Nambi, dat de juru demung, de patih emban, tumenggung Jaran lejong en de mantri Parakrama (?), allen reeds gesneuveld waren. Nambi zeide: „Samara, Derpana, Teguh, oom Jaran bangkal, Wirot, Windan, en Jangkung, als men (het westen met het oosten) vergelijkt, dan doen de lieden van het oosten hier niet onder; het herstelt zich weer, als het ten onder is gegaan; (en) wie zijn de hartaders van het westen:
[26]
Jabung terewes, Lembu peteng, Ikalikalan bang; (goed, maar) ik ben niet bang, al zet men er 10000 (van zulke menschen) voor mij en achter mij, laat het maar zoo ver komen, ik vecht als te Bubat”. De lieden van Majapahit kwamen. Nambi trekt naar het zuiden; Ganding wordt vernield; de praçasti wordt ingetrokken; Nambi wordt hardnekkig nagezet; Derpana, Samara, Wirot, Made, Windan, Jangkung, en Teguh strijden, met Arya Nambi voorop; de Majapahiters worden op de vlucht geslagen, en kunnen zich niet herstellen. Jabung terewes, Lembu peteng, Ikalikalan bang vechten met Nambi; hij (?) sneuvelt, (en) alle gezellen van Nambi vallen in den strijd; Rabut buhaya abang wordt vernield; de troepen van het oosten slaan op de vlucht, en Lamajang valt in Çaka 1238 (weer in handen van Majapahit). De gebeurtenis van Wagal viel samen met die van Mandana. Drie jaar na de eerste geschiedde die te Lasem. Semi werd onder een wilden kapok-boom gedood, in Çaka 1240. Daarop volgde de geschiedenis met Kuti. Er waren dharmaputra’s van den vorst, pangalasan`s aan wie iets veroorloofd was, een zevental, Kuti, (Semi) Pangça, Wedeng, Yuyu, Tañca, (en) Bañak; Kuti en Semi werden uit den weg geruimd, door Mahapati valschelijk aangeklaagd. Daardoor kwam het aan het licht, dat Mahapati intrigeerde. Hij werd gepakt, en gedood met celeng’s; hij werd schuldig verklaard an twiststokerij door valsche beschuldigingen. Toen Kuti nog niet gedood was, wilde de vorst zelf naar Badander gaan. Hij ging’s nachts weg zonder dat iemand het wist; slechts de Bhayangkara`’s, die juist de wacht hadden, toen de vorst heenging, gingen met hem, een vijftien man. Gajah mada was toen bekel bij de Bhayangkara’s; het was juist zijne wacht, daarom ging hij mede, toen de vorst wegging. Toen hij eenigen tijd de Badander was, vroeg een der pangalasan’s om terug te mogen keeren, maar Gajah mada stond het hem niet toe, omdat er maar weinig volgelingen waren, doch de man stond er op. Gajah mada stak hem overhoop, in het oog houdende, dat (zoo) iemand het wel eens zou kunnen vertellen; dat de abhatara bij den buyut van Badander in huis was, en zoo Kuti dat te weten zou kunnen komen. Na een pasar-week vroeg Gajah mada (zelf) naar Majapahit te mogen gaan. Te Majapahit vroeg hem de amañcanagara, waar de bhatara was; hij vertelde hem, dat deze door de gezellen van Kuti gedood was. Allen die het vernamen, (bleken daarover) bedroefd te zijn. Gajah mada zeide (toen): „Houdt u maar bedaard; gij wilt dus Kuti niet tot uw heer hebben?” De toegesprokenen antwordden: „Wat bedoelt gij daarmee, hij is onze heer toch niet”. Toen vertelde Gajah mada eindelijk, dat de abhatara te Badander was. Gajah mada zocht daarop bescherming bij de mantri’s en zij beloofden Kuti te dooden, (en) Kuti werd gedood. De abhatara keerde van Badander terug, de buyut bleef er achter, en sub (?) op den langen duur. Nadat de bhatara teruggekeerd was, werd Gajah mada uit zijn betrekking van bekel bij de Bhayangkara`s ontslagen, twee maanden at hij (nu) palapa, en daarop werd hij aangesteld tot apatih van Kahuripan, wat hij twee jaar was; en toen Arya Tilam, de patih van Daha, stierf, werd hij in diens plaats daar aangesteld; te dier tijde was Arya Tadah patih amangkubhumi; deze ondersteunde het dat Gajah mada patih van Daha werd.
[27]
Aji Jayanagara had twee halve zusters, die hij niet wilde, dat met een ander huwden; daar hij ze zelf wilde nemen. Daarom vermeden de ksatriya’s Majapahit; die er gezien werd, werd gedood; hij mocht soms een zijner zusters willen hebben. De ksatriya’s verstaken zich. De huisvrouw van Tañca verspreidde het gerucht, dat de vorst haar kwaad had gedaan. Tañca werd daarop door Gajah mada in rechten betrokken. Toevallig had Jayanagara een bubuh (gezwel), waardoor hij verpflicht was binnen te blijven. Tañca kreeg bevel het (hem) op zijn bed te gaan snijden. Hij sneed er een-tweemaal in zonder gevolg. Hij verzocht den vorst zijn kemitan af te leggen. Dit deed deze, het nast zijn bed leggende. Nu sneed Tañca (nog eens), en het ging goed, maar tevens doorstak hij den vorst, zoodat deze in zijn bed stierf. Tañca werd daarop dadelijk door Gajah mada van kant gemaakt. Tusschen de geschiedenis met Kuti en die met Tañca liggen negen jaar; (de laatste had plaats) in Çaka 1250. Hij (Aji Jayanagara) werd bijgezet te Kapopongan, dat den naam, Çrnggapura kreeg, in de maand (Was)anta (?). Daarna betraden de ksatriya’s Majapahit weder. Raden Cakradhara was de keuze van Bhreng Kahuripan bij haar swayambara, en werd haar man. Raden Kuda merta huwde met Bhreng Daha. Raden Kuda merta stond de Wengker, (en is dezelfde als) Bhreng Pramiçwara van Pamotan, die ook Çri Wijayarajasa heette. Een zoon van Raden Cakradhara, Çri Kertawardhana, stond te Tumapel.

Tidak ada komentar:

Posting Komentar

Komentarlah dengan baik dan sopan. Pasti akan dibalas oleh pemilik. Mohon jangan mengandung unsur kasar dan sara, mari berbagi pengetahuan, silakan kritik karena kritik itu membangun dan membuat sesuatu menjadi lebih baik

Creative Commons License
MENGUAK TABIR SEJARAH NUSANTARA by Ejang Hadian Ridwan is licensed under a Creative Commons Attribution 3.0 Unported License.
Based on a work at menguaktabirsejarah.blogspot.com.
Permissions beyond the scope of this license may be available at http://menguaktabirsejarah.blogspot.com.